Terug naar overzicht

Angst, isolement en discriminatie gemeengoed onder LHBT’s in Europa

Dat blijkt uit de EU LGBT Survey, de grootste online-enquête die in de Europese Unie (EU) ooit is gehouden op het gebied van haatmisdrijven tegen en discriminatie van lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgender personen (LHBT’s). Aan dit onderzoek van het Agentschap voor Fundamentele Rechten (FRA) van de Europese Unie werd  deelgenomen door ruim 93 000 LHBT’s uit alle landen van de Europese Unie en Kroatië. De FRA presenteert de onderzoeksresultaten op vrijdag 17 mei tijdens de Europese LHBT-conferentie die door de Nederlandse regering in Den Haag georganiseerd wordt.

Uit het FRA-onderzoek komt naar voren dat veel LHBT’s in het dagelijks leven niet zichzelf kunnen zijn. Velen verbergen hun identiteit en leven geïsoleerd of zelfs in angst. Anderen worden gediscrimineerd en zijn zelfs slachtoffer van geweld wanneer zij zichzelf zijn. De resultaten onderstrepen de noodzaak van bevordering en bescherming van de grondrechten van LHBT’s, zodat ook zij een waardig leven kunnen leiden.

Het COC pleit er voor dat Eurocommissaris Vivian Reding (Burgerrechten) een EU Actieplan LHBT-emancipatie opstelt. Ook wil het COC dat de Nederlandse regering zich sterk maakt voor een Europese anti-discriminatie richtlijn. Eurocommissaris Reding heeft echter laten weten zelf geen initiatieven te zullen nemen – zij legt de verantwoordelijk geheel bij de EU-lidstaten.

“Iedereen hoort thuis, op het werk, op school en in het openbare leven zichzelf te kunnen zijn, maar dat is bij LHBT’s duidelijk vaak niet het geval. Uit de resultaten van de enquête die het FRA heeft gehouden, blijkt dat angst, isolement en discriminatie gemeengoed zijn onder LHBT’s in Europa,” zegt Morten Kjaerum, directeur van het FRA. “We moeten in Europees verband maatregelen treffen om de barrières weg te nemen, de haat uit te bannen en een maatschappij tot stand te brengen waarin iedereen ten volle zijn of haar rechten kan uitoefenen, ongeacht seksuele geaardheid of genderidentiteit.”

 

Voorbeelden van problemen die veel LHBT’s ondervinden:

  • School: Twee op de drie LHBT-respondenten gaven aan op school te doen alsof zij niet homo, lesbisch, biseksueel of transgender waren. Ten minste 60 procent heeft op school persoonlijk te maken gehad met negatieve opmerkingen of negatief gedrag vanwege hun seksuele geaardheid, terwijl ruim 80 procent van de respondenten in elke EU-lidstaat zich negatieve opmerkingen of pesterijen tijdens hun schooltijd herinnert. Lidstaten moeten er dus voor zorgen dat LHBT-studenten zich veilig voelen op school, want dit is voor hen vaak de plek waar zij voor het eerst te maken krijgen met negatieve ervaringen, maatschappelijke vooroordelen en uitsluiting. Zo kunnen er LHBT-bewustmakingscampagnes voor leraren en leerlingen worden georganiseerd en beleidsmaatregelen tegen homofobe pesterijen worden ontwikkeld.
  • Werk: 19 procent van de respondenten voelde zich gediscrimineerd op het werk of bij het zoeken naar een baan, ondanks de rechtsbescherming die het EU recht hun biedt. Dit onderstreept de noodzaak van Europese maatregelen om de vele belemmeringen weg te nemen die LHBT’s in hun dagelijks leven ervaren met betrekking tot hun grondrechten.
  • Angst: 26 procent van de LHBT’s gaf aan in de afgelopen vijf jaar te zijn aangevallen of bedreigd met geweld. 66 procent van de respondenten uit alle EU-lidstaten was bang in het openbaar hand in hand te lopen met een partner van hetzelfde geslacht. Onder homo- en biseksuele mannen was dit 75 procent. Daaruit blijkt dat LHBT-slachtoffers op Europees en nationaal niveau erkenning en bescherming moeten krijgen, ter bestrijding van de intimidatie en haatmisdrijven die ervoor zorgen dat LHBT’s in angst leven. Dit kan bijvoorbeeld door politie op te leiden, slachtofferhulp te bieden en wetgeving tegen haatzaaiende uitingen en haatmisdrijven te ontwikkelen.

Uit de enquête blijkt ook dat van alle respondenten het met name de transgender personen zijn die zich persoonlijk gediscrimineerd voelen, vooral op het gebied van werk en gezondheidszorg. Ongeveer 30 procent gaf aan in het jaar voorafgaand aan de enquête meer dan drie keer slachtoffer van geweld te zijn geweest of met geweld te zijn bedreigd.

Ook is gebleken dat in veel gevallen geen aangifte wordt gedaan van discriminatie en haatmisdrijven, al weet 56 procent van de respondenten dat er wetgeving is die discriminatie op grond van seksuele gerichtheid of genderidentiteit verbiedt. De helft van alle slachtoffers van geweld en intimidatie dacht dat de politie niets zou doen. Dit patroon is niet uniek voor de onderzochte groep LHBT’s. Het FRA heeft vastgesteld dat ook bij andere groepen, bijvoorbeeld etnische minderheden, niet altijd aangifte wordt gedaan (zie FRA-rapporten over haatmisdrijven, 2012).

In de enquête werd LHBT’s gevraagd naar hun ervaringen met discriminatie, geweld, beledigingen of haatzaaiende uitingen op grond van hun seksuele gerichtheid of genderidentiteit. Ook werd hun gevraagd aan te geven waar dergelijke incidenten hadden plaatsgevonden, bijvoorbeeld op school, op het werk, bij een beroep op gezondheidszorg of op openbare plaatsen.

De analyse van de resultaten van de enquête zijn opgenomen in twee rapporten. Deze dienen als basis voor discussie in de EU en de lidstaten over wetgeving en beleid ter verbetering van de situatie van LHBT’s.

Zie voor de inhoud van de verslagen: Europese LHBT-enquête – resultaten in één oogopslag, met een overzicht van de voornaamste bevindingen en eenvoudige grafieken – en de Nederlandstalige Factsheet.

Het Agentschap voor Fundamentele Rechten (FRA) van de Europese Unie verstrekt empirisch onderbouwd advies aan Europese en nationale besluitvormers en draagt hiermee bij aan beter geïnformeerde en doelgerichtere debatten, beleidsmaatregelen en wetgeving inzake grondrechten. Het FRA verricht sinds 2007 sociaal-juridisch onderzoek naar de grondrechten van LHBT’s. Zie voor meer informatie de LHBT-pagina van de FRA-website.

[Bron/Illustratie: FRA]