
Het VN-Mensenrechtencomité heeft geoordeeld dat de Russische antihomopropandawetten in strijd zijn met het Internationaal Verdrag voor Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR). Dat is het resultaat van de zaak die bij het Mensenrechtencomité werd aangespannen door Irina Fedotova. ILGA-Europe en de Internationale Juristencommissie (IJC) spreken van een ‘historisch vonnis’.
Maart 2009 demonstreerde Irina Fedotova met een aantal posters – waarop de teksten: ‘Homoseksualiteit is normaal’ en ‘Ik ben trots op mijn homoseksualiteit’ – vlakbij een middelbare school in Ryazan. In deze stad zijn ‘openbare acties om homoseksualiteit te propageren gericht op jongeren’ verboden. Het gaat om wetgeving zoals die ondermeer ook in St. Petersburg is ingevoerd en binnenkort mogelijk in heel Rusland zal gelden.
Fedotova werd gearresteerd en veroordeeld tot het betalen van een boete van 1.500 roebel. Dit vonnis werd in hoger beroep tot aan het Russische Constitutionele Hof bevestigd. Vandaar dat Fedotova besloot haar zaak voor te leggen aan het VN-Mensenrechtencomité.
Het VN-Mensenrechtencomité is belast met het toezicht op de naleving van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR). Burgers van landen die dit verdrag getekend hebben, kunnen een zaak bij het comité indienen om wetgeving te toetsen aan het IVBPR.
Het VN-Mensenrechtencomité heeft op 19 november jl. een oordeel uitgebracht. Volgens het comité zijn Fedotova’s recht op vrije meningsuiting en het recht om vrij te zijn van discriminatie geschonden. Deze rechten worden gewaarborgd in resp. artikel 19 en 26 van het IVBPR, waa
rbij het comité uitdrukkelijk stelt dat artikel 26 ook discriminatie op grond van seksuele gerichtheid verbiedt.
Rusland wordt door het VN-Mensenrechtencomité veroordeeld tot het terugbetalen van de boete, het betalen van Fedotova’s proceskosten én het aanpassen van de wetgeving die tot haar veroordeling geleid heeft aan de beginselen van het IVBPR. Het comité benadrukt dat beperkingen van burger- en politieke rechten vanwege de ‘bescherming van de publieke moraal’ niet op een enkele traditie gebaseerd mogen zijn, omdat de publieke moraal ‘gebaseerd is om vele sociale, filosofische en religieuze tradities’. Bovendien moeten zulke beperkingen ‘begrepen worden in het licht van de universele mensenrechten en het beginsel van non-discriminatie’.
ILGA-Europe en de Internationale Juristencommissie (ICJ) zijn buitengewoon verheugd over het vonnis van het VN-Mensenrechtencomité. Vooral het feit dat het comité benadrukt dat het recht op vrije meningsuiting over homoseksualiteit niet ingeperkt mag worden met een beroep om de publieke moraal, is volgens ICJ-woordvoerder Alli Jernow belangrijk. Directeur Evelyne Paradis van ILGA-Europe hoopt dat van het ‘historische vonnis’ van het comité naar Rusland een ‘krachtig signaal zal uitgaan om discriminerende wetgeving om ‘homo-propaganda’ te verbieden’ te ‘heroverwegen’.
[Bron: ILGA-Europe – Foto VN Palais des Nations – Yan Forget]