Terug naar overzicht

Erelid Hugo van Win overleden

Zijn moed, strijdbaarheid en financiële vindingrijkheid heeft het COC de moeilijke eerste jaren helpen overleven. Daarmee heeft hij een onmisbare bijdrage geleverd aan de gelijkberechtiging van homoseksuele mannen, lesbische vrouwen en biseksuelen.

De condoleances van het COC gaan uit naar zijn familie en vrienden.

Hans Warmerdam, lid van het federatiebestuur, was namens het COC aanwezig bij de uitvaart en hield daar onderstaande toespraak waarin hij stilstaat bij de rol en betekenis van Hugo van Win voor de homo/lesbische emancipatie.

Toespraak Hans Warmerdam – 28 mei 2004 – bij de uitvaart van COC-erelid Hugo van Win (1920-2004).

‘Elk mens maakt tijdens zijn leven deel uit van een web.
Een web van familieleden, vrienden en kennissen, een web van verenigingen en instanties en een web van culturele, religieuze en politieke denkbeelden.
Hoe verder de draden van het web verwijderd zijn van het centrum van ons leven, hoe moeilijker het is om ze waar te nemen.

De culturele, religieuze en politieke opvatting dat homoseksualiteit een zondige ziekte zou zijn, resulteert in het gegeven dat er geen plek is waar je gelijkgestemden kunt ontmoeten, dat je soms door de politie wordt geschaduwd, dat je er als homo het zwijgen toedoet ook tegen je naasten.

Vaak is het moeilijk tijdens het leven te zien met welke draden van het web wij verbonden zijn geweest of welke draden wij zelf hebben geweven. Pas aan het eind wanneer er afstand ontstaat, wordt dat zichtbaar.

Zonder de rol van Hugo te willen verheerlijken kan geconstateerd worden dat mede hij de opstelling tegenover homoseksualiteit in Nederland heeft veranderd. Hugo stamt – misschien tegen wil en dank – uit een traditie waarin het hier en nu en de mens centraal staan. Ontdaan van alle religieuze franje blijft dit gegeven over.

Niemand wordt als held geboren of als motor achter maatschappelijke ontwikkelingen. Dat constateert een ander aan het eind. De ervaringen van Hugo als jood hebben er meer dan waarschijnlijk toe bijgedragen dat hij als homo zijn nek durfde uitsteken.

De geschiedenis verhaalt niet hoe hij als 26-jarige op 7 december 1946 bij het COC terechtkwam. Het laat zich raden. Een bijeenkomst voor homo’s zal in het kleine wereldje dat Amsterdam in die jaren was al snel bekend zijn geweest. In de eerste jaren was hij geen bestuurslid. Hij zal bijeenkomsten hebben bezocht, mannen hebben ontmoet en zich hebben geamuseerd.

In 1952 – het COC verkeert in een diepe financiële crisis – laat hij van zich horen. Er moet een reorganisatie komen van de financiële handel en wandel van de vereniging. Samen met enkele anderen neemt hij dat op zich. Hij wordt penningmeester van het hoofdbestuur en blijft dat tot en 1962.

Als het gaat om de voormannen van het COC zijn wij door de bank genomen geneigd te denken aan Nico Engelschman en Benno Premsela die in veler ogen een strijdbare visie op homoseksualiteit en emancipatie vertegenwoordigden. Geld lijkt van minder belang. Verstand hebben van zaken en geld in een tijd dat er geen overheidssteun was, heeft het voortbestaan van de vereniging in die jaren gewaarborgd. Daar heeft Hugo voor gezorgd en daar heeft hij tot op de dag van vandaag het COC mee groot gemaakt. Zijn geesteskind de Albrechtstichting is tot vandaag de reddindgsboei van de vereniging, de financiële kurk waar het geheel uiteindelijk op drijft. Helaas spreekt een penningmeester maar zelden tot de verbeelding en worden zijn daden onvoldoende op waarde geschat. Een ding is echter zeker: zonder geld geen COC.

Hugo lette op de kleintjes, zat in de bar, keek hoe er werd geschonken avond aan avond, scheidde debit van credit en behartigde onbaatzuchtig jarenlang de grote en kleinere financiële zaken. Hij had oog voor de individuele leden van het COC, vond dat zij recht hadden op een goede eigen plek en vond dat een homo niet minder was dan een hetero. Het COC deed belangrijk werk.

Hoe verknocht hij ook was aan het COC, het was geen paradijs. Er was binnen het COC genoeg kinnesinne. Het lid dat hem toesiste dat de Duitsers vergeten waren hem te vergassen werd direct geroyeerd. Het heeft nooit betekend dat hij zich van het COC afkeerde. In eenheid en gezamenlijkheid naar een betere wereld. Bij gelegenheid sprak ik hem wel eens bij bijeenkomsten van Sjalhomo, waar hij zich verbaaste over al die joodse homo’s die zich los van het COC organiseerden. Hij vond dat dat de plek was.

Terug naar het web; de draden, lijnen van het leven.

Hugo, jij hebt deel uitgemaakt van een groter geheel en jouw bijdrage geleverd om de wereld beter achter te laten dan hoe jij haar aantrof. En meer. Jij, Hugo, hebt ook een eigen draad van het web geweven, een lijn waar het COC vandaag nog op verder gaat. Het is een lijn waar het COC-bestuur, maar ook ik persoonlijk, door verbonden zijn met jou.

Dank voor al jouw inspanningen, jouw kritische blik, jouw scherpte en jouw bijdrage aan een beter leven voor hen die na jou komen.’