Althans, niet vanwege de redenen die
Herman Vuijsje
noemt.
Simpelweg, omdat zo’n bezweringsformule niet bijdraagt aan het oplossen van het werkelijke probleem, namelijk het tegengaan van hiv-besmettingen. De reputatie van de ‘homomeerderheid’ is in dat licht bezien bijzaak en de sociale acceptatie van homoseksualiteit en de homo/lesbische leefstijl hapert inderdaad, maar niet vanwege het nog steeds voorkomen van onveilige homoseks.
Aids is een wereldwijde epidemie, waar enkel samenhangend en goed doordacht beleid mensenlevens redt. Daar moeten de inspanningen op gericht zijn – ook in Nederland. En daar zet het COC met tal van andere organisaties zich al vanaf de vroege jaren ’80, toen het hiv-virus z’n kop opstak, voor in. Maar wel als onderdeel van het volksgezondheidsbeleid, want aids is geen ‘homoprobleem’ alleen. Het gevaar komt niet enkel van een ‘minderheid binnen een minderheid’ en het is ook volstrekt onjuist dat het COC zich over onveilige homoseks in ‘stilzwijgen’ hult. Niets is minder waar.
En daarom is het ook onzin te zeggen dat dit een voorwaarde zou zijn voor we onze stem kunnen verheffen tegen bijvoorbeeld het straatgeweld van moslimjongeren tegen homoseksuele mannen, lesbische vrouwen en biseksuelen. Natuurlijk mogen we dat en doen we dat ook gewoon. Maar wel zonder een hele bevolkingsgroep te stigmatiseren en dit straatgeweld op één hoop te gooien met het moslimextremisme van de Hofstadgroep. Ook hier geldt dat er alleen succes geboekt kan worden, als we nuchter en weloverwogen samenhangend beleid ontwikkelen. En ook daar is het COC actief mee bezig.
Vuijsjes lijkt maar twee oplossingen te kennen voor het tegengaan van hiv-besmettingen tijdens homoseksfeesten, in darkrooms en op openbare ontmoetingsplaatsen. Namelijk verbieden en verbaal in de beklaagdenbank zetten. De overheid moet ophouden politiek correct weg te kijken en eindelijk optreden – en het COC moet daar het voortouw in nemen.
Dat is een standpunt dat door het COC wel gedeeld wordt, maar dan wel met een andere oplossing om echte resultaten te boeken. Niet verbieden en aanklagen, maar nuchter erkennen dat de behoefte aan anonieme sekscontacten een wezenskenmerk is van mannen. Alle mannen, dus ook van mannen die met mannen seks willen hebben. Een samenleving die dat voor heteromannen heeft weten te regelen, moet dat ook kunnen regelen voor homoseksuele contacten. Het bordeelverbod is opgeheven, prostitutie wordt als een normale bedrijfstak behandeld en tippelzones worden aangewezen. Mannen die seks zoeken met andere mannen vinden elkaar echter op andere plekken. En dus moet er ook gewoon gericht en samenhangend beleid komen op die specifieke plaatsen. En dat begint met het erkennen dat die plaatsen er ‘altijd’ zullen zijn. Morele verontwaardiging daarover moet plaatsmaken voor resultaatgericht beleid.
En dat gebeurt wel, maar nog veel te weinig. Een goed voorbeeld is stadsdeel Amsterdam-Centrum. Daar is men eindelijk afgestapt van het gedogen van darkrooms, zonder daar werkelijk naar om te kijken of beleid op te voeren. Nu worden ze allemaal nagelopen en komt er een vergunningenstelsel. Onderdeel daarvan dient het toezicht op veilige seks te zijn, de aanwezigheid van informatiemateriaal en condooms. En bij het ontbreken daarvan kan de vergunning ingetrokken worden. Een zelfde beleid is ook mogelijk als het gaat om homoseksfeesten. Er worden in Nederland geen ‘barebackfeesten’ georganiseerd, dus is het zinloos om die te verbieden. Maar er vindt natuurlijk wel onveilige seks plaats. Organisatoren dragen een zekere verantwoordelijkheid voor het tegengaan daarvan en daar moeten ze ook op aangesproken worden. Dat dit helpt blijkt bij de XXXLeatherparties in Amsterdam – die worden al jaren gehouden in nauwe samenwerking met de Schorerstichting met het doel om veilig vrijen de norm te laten zijn.
En zulk beleid is ook nodig als het gaat om de openbare ontmoetingsplaatsen. Wat we nu zien is dat die ontmoetingsplaatsen steeds meer gesloten en verboden worden. En dat helpt niets, want dat betekent alleen maar dat de mannen die daar contact zochten op een andere plaats weer opduiken. En het geeft een maatschappelijk signaal dat zulke sekscontacten onwenselijk zijn en bestreden moeten worden. Het COC waarschuwt al jaren dat dit leidt tot toenemend geweld op de ontmoetingsplaatsen en recente voorbeelden daarvan bewijzen dat helaas. Vandaar dat in navolging van het COC de burgemeester van Best en Jelle Kuiper, de voormalige korpschef van Amsterdam-Amstelland, gepleit hebben voor het inrichten van officiële homo-ontmoetingsplaatsen (HOP). Daar kan dan gericht en samenhangend beleid gevoerd worden. Politie kan er toezicht houden op de fysieke veiligheid en gezondheidswerkers op het seksuele gedrag van de bezoekers. En daar wil het COC graag aan bijdragen.
Het feit dat dit soort beleid niet ontwikkeld wordt, is echter tekenend voor het werkelijk ontbreken van sociale acceptatie van homoseksualiteit. De wettelijke emancipatie is grotendeels gerealiseerd, maar die richt zich dan ook op het reguleren van de burgerlijke kanten van de homoleefstijl. Maar het schort volledig aan de nuchtere erkenning en acceptatie van de onverbloemd seksuele kanten daarvan. En daarmee aan het werkelijk aanpakken van de problemen die zich daarbij voordien.
Zolang dat zo is, zal de sociale acceptatie van homoseksualiteit ook niet werkelijk bevorderd worden in het onderwijs, op de werkvloer, in de woonomgeving enz. En dat zijn zaken waar het COC zich voor inzet. Niet met het uitspreken van fatwa‘s, maar met voorstellen voor beleid die echt zoden aan de dijk zetten en het organiseren van maatschappelijk en politiek draagvlak daarvoor.
Frank van Dalen
Voorzitter COC Nederland
September 2005