Terug naar overzicht

Aantal 'homohuwelijken' stabiliseert

In 2005 trouwden 1166 homo’s en lesbiennes, een jaar eerder 1210. In 2001, het jaar dat het voor het eerst mogelijk was voor homo’s om zich in de echt te verbinden, trouwden nog 2414 stellen.

Het CBS verwacht dat het aantal ‘homohuwelijken’ in 2006 wederom uitkomt rond de 1200. Tot nu toe zijn evenveel stellen getrouwd als vorig jaar rond deze tijd, wat volgens hoogleraar demografie J. Latten van het CBS aangeeft dat het aantal homohuwelijken inderdaad is gestabiliseerd.

Hype

Latten: ‘In 2001 was er sprake van een ware hype. Mensen die al dertig of veertig jaar bij elkaar waren, gingen allemaal trouwen’. Ook in 2002 was het bij de burgerlijke stand nog druk. Toen trouwden 1838 stellen. ‘Daarna werd het minder. Iedereen vroeg zich toen af hoe dat kon, omdat het opengestelde huwelijk zo populair was. Dat bleek dus te komen door het aanloopeffect. In 2004 en 2005 bleef het aantal huwelijken ongeveer gelijk’, aldus Latten.

Ook voor de komende jaren verwacht Latten dat het aantal stellen dat zich bij de burgerlijke stand meldt rond hetzelfde aantal blijft.

Hetero’s

Homo’s en lesbo’s trouwen minder vaak dan hetero’s. Volgens Latten is de oorzaak daarvan voornamelijk te vinden in het feit dat homoseksuelen minder vaak kinderen hebben dan hetero’s. ‘Kinderen zijn toch vaak een argument om te trouwen’, aldus Latten.

De cijfers omtrent echtscheidingen wijken niet af tussen huwelijken van homo’s en hetero’s. Percentueel gezien scheiden beide groepen even vaak. Opvallend genoeg scheiden lesbiennes eerder dan homoseksuelen, aldus Latten.

Het totaal aantal huwelijken daalt de afgelopen jaren overigens flink. In 2001 trouwden 82.091 stellen, vorig jaar waren dat er veel minder, 73.861.

Ongehuwde Samenwoners

Terwijl het aantal huwelijken daalt, stijgt het aantal niet-gehuwde paren dat samenwoont in de afgelopen jaren fors. Ook dat blijkt uit cijfers van het CBS. In de periode 1995-2005 is de groep samenwoners gegroeid van 500.000 tot bijna 750.000. Het aantal gehuwde samenwonende paren bleef in hetzelfde tijdsbestek stabiel op 3,4 miljoen.

De stijging is deels toe te schrijven aan een verdubbeling van het aantal ongehuwde stellen met kinderen die voor deze vorm van samenwonen kiezen. Volgens het CBS wordt er niet alleen vaker, maar ook langer ongehuwd samengewoond. Ongeveer 40% gaat tegenwoordig samenwonen zonder de intentie dit later in een huwelijk om te zetten.

Eind jaren zestig was de situatie nog heel anders. Toen trouwden negen op de tien vrouwen nog zonder eerst te hebben samengewoond. Nu is dat omgekeerd: slechts één op de tien trouwt vanuit het ouderlijk huis.