Sinds vorig jaar zomer is de benarde positie van homoseksuelen in Iran wereldwijd onderwerp van discussie. Directe aanleiding vormden de schokkende foto’s van twee jongemannen in Mashad die een strop omgehangen krijgen om te worden geëxecuteerd.
Mede op aandringen van COC Nederland en de Tweede Kamer heeft de minister voor Vreemdelingenzaken naar aanleiding van deze gebeurtenissen een uitzetmoratorium voor homoseksuele Iraanse asielzoekers ingesteld in afwachting van een nieuw ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Het nieuwe ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken over Iran en het daarop gebaseerde besluit van de minister voor Vreemdelingenzaken het moratorium op uitzetting van Iraanse homoseksuele (en christelijke) asielzoekers op te heffen en weer tot uitzetting over te gaan, ligt nu ter beoordeling aan uw commissie voor.
Categoriale bescherming, handhaving moratorium
COC Nederland tekent protest aan tegen de beslissing van de minister voor Vreemdelingenzaken om het uitzetmoratorium op te heffen. COC Nederland pleit voor categoriale bescherming van homoseksuele Iraanse asielzoekers. Op zijn minst moet het uitzetmoratorium voor deze groep gehandhaafd blijven.
Gemonitorde terugzending van homoseksuele Iraanse asielzoekers volstaat niet als oplossing. Monitoring biedt geen garantie voor de veiligheid van asielzoeker die wordt teruggezonden. Het is mogelijk dat homoseksuele Iraanse asielzoekers een dergelijk experiment met de dood moeten bekopen.
Een ontoereikend ambtsbericht
Uit gegevens van gerenommeerde organisaties als Human Rights Watch en VluchtelingenWerk Nederland komt een beeld naar voren van een ondeugdelijk ambtsbericht over Iran, waar niet alleen de doodstraf op homoseksuele handelingen staat maar waar homoseksuelen ook daadwerkelijk worden vervolgd, gemarteld en ter dood gebracht. Dat gebeurt onder een regime met een rechtssysteem waarin martelingen gebruikt worden om bekentenissen af te dwingen en de ware reden voor executies vaak onbekend is.
In het ambtsbericht waarop minster Verdonk haar beslissingen baseert wordt eenzijdig vertrouwd op informatie van de Iraanse autoriteiten en selectief gebruik gemaakt van uitspraken van vooraanstaande woordvoerders van mensenrechtenorganisaties.
Er is alle aanleiding te veronderstellen dat sprake is van een ontoereikend en op punten onjuist ambtsbericht.
Dat is een schokkende constatering nu ambtsberichten de gezaghebbende bron vormen op grond waarvan wordt besloten over het lot van individuele asielzoekers. De IND toetst het vluchtrelaas van individuele asielzoekers immers aan het ambtsbericht en een verzoek wordt vaak al afgewezen wanneer slechts één aspect van dat verhaal afwijkt van het ambtsbericht. Ondanks sussende bewoordingen van de minister voor Vreemdelingenzaken, maken homoseksuele asielzoekers op basis van dit ambtsbericht nauwelijks kans om als vluchteling erkend te worden.
Als bijlage bij deze brief vindt u een reeks gegevens over de situatie van homoseksuelen in Iran. Hieronder wordt kort op de inhoud van een aantal stukken ingegaan.
•
Human Rights Watch: vervolging en doodstraf
De doodstraf voor homoseksuele handelingen (_lavat_) bestaat in Iran niet slechts op papier, maar wordt ook daadwerkelijk uitgevoerd, constateert Scott Long van Human Rights Watch (HRW) op grond van concrete, gedocumenteerde gevallen (brief aan Tweede Kamerleden van 2 maart jl).
Daarmee wordt de veronderstelling ontkracht dat er in Iran geen sprake zou zijn van doodsvonnissen op grond van het enkele feit dat iemand homoseksueel is. HRW wijst er op dat het overigens óók misdadig zou zijn wanneer de Nederlandse overheid mensen zou terugsturen naar een land waar zij, zoals in Iran, worden vervolgd en het gevaar lopen om op grond van hun homoseksualiteit te worden gevangen gezet, gemarteld en mishandeld.
HRW plaatst ernstige vraagtekens bij de wijze waarop het ‘bewijs’ in Iraanse rechtzaken over homoseksuelen (bijvoorbeeld door marteling) wordt verkregen. Er wordt gewezen op de sterke invloed van de Iraanse regering op de wijze waarop de pers over executies rapporteert en op de gevolgen van het beleid van de nieuwe, militant conservatieve regering van president Ahmadinejad.
Wellicht ten overvloede wijs ik u er op dat een enkele uitspraak van Scott Long van HRW over de executies van twee jongens in Mashad bij de standpuntbepaling van de regering wordt gebruikt als prominent ‘bewijs’ dat Iran veilig zou zijn voor homoseksuelen. Er wordt echter volledig voorbijgegaan aan de algemene constateringen van HRW over de veiligheid van homoseksuelen in Iran.
•
VluchtlingenWerk Nederland: geen deugdelijk ambtsbericht
Het recente ambtsbericht geeft ‘geen deugdelijke beschrijving’ van de situatie van homoseksuelen en niet-moslims in Iran, schrijft VluchtelingenWerk Nederland op 6 april jl. in een brief aan Tweede Kamerleden. ‘Het ambtsbericht is soms innerlijk tegenstrijdig en informatie uit een aantal gezaghebbende bronnen is soms niet of onvoldoende terug te vinden’.
•
Ingewijde Buitenlandse Zaken
: beslissing onbegrijpelijk
‘De stelligheid waarmee Verdonk verkondigt dat het veilig is voor homoseksuelen in Iran is onbegrijpelijk’, zegt een ingewijde op het ministerie van Buitenlandse Zaken in De Groene Amsterdammer van 10 maart jl. ‘Wat er hier gebeurt in het debat omtrent homoseksuele asielzoekers ontgaat de Iraanse ambassade echt niet. Als uitgeprocedeerde asielzoekers op Mehrabad Airport aankomen kunnen zij worden ondervraagd. Zij worden in de gaten gehouden en lopen kans opgepakt te worden’. En: ‘Het ambtsbericht is deels gebaseerd op nota’s van het ministerie van Buitenlandse Zaken van Iran. Dat is ongelooflijk. (…) Daarvan is bekend dat ze vaak volstaan met pure leugens’.
Voor de verhalen van Iraanse homoseksuele asielzoekers zélf verwijzen wij u eveneens naar het artikel uit De Groene Amsterdammer.
•
Place of Martyrdom: executies in Mashad
Simon Forbes van de Britse homorechtenorganisatie Outrage! maakte met het rapport Place of Martyrdom een uitgebreide case study van de executie van de twee jonge jongens in de Iraanse stad Mashad op 19 juli 2005. Forbes maakt aannemelijk dat er tenminste reden is te vermoeden dat de werkelijke reden van de executie van deze jongens gelegen is in hun homoseksualiteit. Bovendien verwijst ook Forbes naar een serie andere concrete gevallen van gevangenzetting, zweepslagen, mishandeling, verdwijning en executie in Iran wegens homoseksualiteit.
Verder maken wij u er op attent dat waar het ambtsbericht relatief uitgebreid ingaat op de executies in Mashad, er nauwelijks aandacht wordt besteed aan de executie van twee jongemannen in Gorgan op 13 november 2005 en op de mogelijke executie van twee homoseksuelen in Iran op 27 of 28 augustus 2005 in Arak. Daarbij wordt volledig vertrouwd op informatie over deze zaken van de Iraanse autoriteiten.
Ook VluchtelingenWerk Nederland uit daarover bedenkingen: ‘Zoals ook uit het ambtsbericht blijkt, hebben rechtbanken zeer veel speelruimte om hen onwelgevallige personen ongecontroleerd aan te pakken. Dat kan ook middels valse beschuldigingen en valse bekentenissen, zo blijkt uit andere bekende gevallen’. Iran heeft een reputatie op te houden waar het gaat om het fabriceren van aanklachten om tegenstanders van het regime en mensen die afwijkend gedrag vertonen strafrechtelijk aan te pakken.
Een inconsistent ambtsbericht
Het valt op dat er inconsistenties bestaan tussen het ambtsbericht en de brief van de minister voor Vreemdelingenzaken. Daar waar het ambtsbericht nog over terechtstellingen opmerkt dat ‘het moeilijk blijft om met zekerheid te zeggen wat de exacte reden is’, komt de minister van Vreemdelingenzaken in haar brief tot de conclusie dat ‘blijkt dat er geen sprake is van executie/ doodstrafvonnis op grond van het enkele feit dat iemand homoseksueel is’.
Ook het onlangs verschenen Country Report on Human Rights Practices van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken (bijlage) benadrukt de onzekerheid waarmee de executies in Iran zijn omgeven en verklaart die onder meer uit het volstrekte gebrek aan transparantie van het Iraanse rechtssysteem. Van de stelligheid die de constatering van de minister van Vreemdelingenzaken ten aanzien van de executies van homoseksuelen kenmerkt, is in dit rapport geen sprake.
Ook valt op dat het ambtsbericht uitgebreid rapporteert over de gebrekkige rechtsgang in Iran (paragraaf 3.3.5 – pag. 41 e.v.), terwijl het oordeel daarover op geen enkele wijze wordt gerelateerd aan de gang van zaken rond de executies wegens homoseksuele handelingen.
Het ambtsbericht gaat nauwelijks in op de cruciale vraag of beschuldigingen van ‘verkrachting, ontvoering en drugsbezit’, die Iraanse autoriteiten in bepaalde gevallen als officiële reden voor executies aanvoeren, niet het gevolg zouden kunnen zijn van door marteling afgedwongen bekentenissen, terwijl de (subsidiaire) beschuldiging van homoseksuele handelingen de werkelijke reden van de executie vormt.
Ook wordt niet ingegaan op de vraag of het zuivere feit dat homoseksuele handelingen een subsidiaire tenlastelegging vormen bij een doodsvonnis, niet reeds voldoende reden is om af te zien van uitzetting van homoseksuele asielzoekers naar Iran.
Onjuiste veronderstellingen over aanzuigende werking
Over een categoriaal beschermingsbeleid of uitzetmoratorium ten aanzien van homoseksuele asielzoekers uit Iran wordt wel gesteld dat er een ‘aanzuigende werking’ van uit zou gaan.
Voorop staat dat Nederland de plicht heeft om personen op te vangen die, zoals Iraanse homoseksuele asielzoekers, daadwerkelijk gevaar lopen op vervolging door de overheid in hun herkomstland.
Vervolgens wordt bij deze veronderstelling voorbijgegaan aan het feit dat homoseksualiteit in de Iraanse samenleving een onbespreekbaar taboe is, wat het onwaarschijnlijk maakt dat een heteroseksueel zich voor homoseksueel zou uitgeven. Iraanse asielzoekers die een beroep doen op hun seksuele gerichtheid als asielgrond lopen bovendien grote risico’s wanneer zij toch zouden moeten terugkeren, aangezien het goed mogelijk is dat hun homoseksualiteit – bijvoorbeeld via landgenoten in het asielzoekerscentrum – uiteindelijk in Iran bekend wordt.
Dat heteroseksuele Iraanse asielzoekers zich later in hun procedure alsnog met succes op homoseksualiteit zouden beroepen is juridisch zo goed als uitgesloten, nu dit niet als nieuw feit of een nieuwe omstandigheid geaccepteerd kan worden. Tenslotte wijs ik u er op dat seksuele gerichtheid in Nederland al jaren een asielgrond is en dat dit nimmer tot een grote toevloed van homoseksuele asielzoekers heeft geleid.
Vals beeld van homo-leven in Iran
In het ambtsbericht en in de brief van de minister wordt gesteld: ‘hoewel homoseksualiteit in het openbare leven taboe is, is het voor homoseksuele mannen en vrouwen niet totaal onmogelijk om op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren. Het is daarbij volgens bronnen wel zaak, hoe vervelend ook, niet al te openlijk voor de seksuele geaardheid uit te komen. Er zijn parken, websites en digitale nieuwsbrieven waar homo’s vrij met elkaar in contact komen’.
Gezien gegevens in de bijlagen bij deze brief wordt hier een onjuist en gevaarlijk beeld geschetst van de situatie van homoseksuelen in Iran.
Natuurlijk willen ook Iraanse homoseksuelen vormgeven aan hun gevoelens en zoeken zij, voor zover mogelijk, contact met elkaar. Dat gebeurt echter onder de constante dreiging met vervolging en zelfs bestraffing met de dood. De ‘vrijheid’waarin contacten dan tot stand komen is wel heel erg betrekkelijk.
Over het ‘niet al te openlijk uitkomen voor de eigen geaardheid’, schrijft VluchtelingenWerk Nederland terecht: ‘Van asielzoekers mag niet worden gevergd dat zij terugkeren en hun geloof of homoseksuele voorkeur onderdrukken of geheim houden. Fundamentele rechten als godsdienstvrijheid en eerbiediging van het privé-leven zijn hier in het geding’.
Vraag is bovendien in hoeverre een dergelijke stellingname van de regering over het niet uitkomen voor de eigen geaardheid nog in overeenstemming is met de motie-Dittrich (19 637, nr. 474). Daarin wordt de regering immers gevraagd niet langer te stellen dat homoseksuele asielzoeker wel naar hun land van herkomst kunnen terugkeren omdat zij daar niet voor hun homoseksualiteit zouden hoeven uitkomen.
COC Nederland verwerpt ten principale de visie op leven en seksualiteit van mensen die schuil gaat achter de stelling dat het maatschappelijke bestaan voor homoseksuelen niet totaal onmogelijk is indien ze ‘hoe vervelend ook’, niet al te openlijk voor hun seksuele geaardheid uitkomen. Het wezenskenmerk van de seksuele identiteit wordt hier ontkend. Zoals een Iraans homoseksueel in ballingschap en vertegenwoordiger van de Persian Gay en Lesbian Organization (PGLO) Saba Rawi stelt: ‘Je kunt toch ook niet zeggen dat een heteroseksueel wel hetero mag zijn maar het niet mag praktiseren’.
De visie van de regering ten aanzien van de geoorloofde openlijkheid ten aanzien van homoseksualiteit in Iran roept overigens de vraag op wat er met homoseksuelen gebeurt als zij er niet of onvoldoende in slagen maatschappelijk onzichtbaar te zijn, of wanneer zij zelfs trachten zich te verenigen om voor hun (seksuele) rechten op te komen.
Ten aanzien van het voor homoseksuelen in Iran uiterst bedreigende klimaat verwijzen wij tenslotte nog naar een zeer recente uitspraak van de secretaris van de Iraanse Raad van Hoeders, ayatollah Ahmad Jannati, die op 17 februari jl. in een preek uitgezonden op het eerste kanaal van de Iraanse staatstelevisie over westerse landen stelde: ‘Jullie staan homoseksualiteit openlijk toe en hebben het gelegaliseerd. Ik spuug in jullie gezicht. De wereld zou zich voor jullie daden moeten schamen. De mensheid zou zich moeten schamen’.
(Bron: MEMRI – Middle East Media Research Institute) TV Monitor)
Conclusie
Concluderend kan worden gesteld dat homoseksuelen in Iran reëel gevaar op vervolging lopen en dat hen de meeste basale rechten, zoals het recht uit te komen voor de eigen (seksuele) identiteit en het recht je te verenigingen en voor je rechten op te komen, worden onthouden.
De bijlagen bij deze brief tonen de tekortkomingen van het ambtsbericht aan en zijn naar onze mening reden om het besluit van de minister voor Vreemdelingenzaken niet te volgen.
– Brief Human Rights Watch – Scott Long, 2 maart 2006
– Brief VluchtelingenWerk Nederland, 6 april 2006
– Country Report on Human Rights Practices – US State Department, 8 maart 2006
– De Groene Amsterdammer – ‘Halszaak Homo in Iran’ – 10 maart 2006
– Place of Martyrdom – Simon Forbes – rapport over de executie in Mashad, concept-versie 8 februari 2006 aan leden van het Europees Parlement – officiële presentatie volledige rapport deze maand in Londen
– Relevante artikelen uit het Iraanse wetboek van strafrecht over homoseksualiteit
In naam van de Iraanse homoseksuele asielzoekers die al zo lang in vrees leven teruggestuurd te worden naar Iran, dringen wij bij u aan op categoriale bescherming voor deze groep. In ieder geval moet het uitzetmoratorium voor deze groep worden gehandhaafd.
Zie voor meer informatie het dossier Stop Executies Iran.