Het eindrapport werd woensdag 12 april 2006 aangeboden aan minister Pechtold van Bestuurlijke Vernieuwing. Minister Pechtold liet daarbij in een toespraak onder meer het volgende weten.
‘Als u mij een beetje heeft gevolgd, weet u dat ik grondrechten graag pragmatisch bekijk. Grondrechten zijn voor mij geen abstracte juridische begrippen. Bescherming van grondrechten is namelijk een zaak van elke dag en van iedereen.
Het kabinet heeft zich de afgelopen jaren op verschillende gelegenheden op het standpunt gesteld dat het juridisch gezien niet uitmaakt of een grond in artikel 1 staat benoemd of niet. De Commissie gelijke behandeling concludeerde in haar rapport van februari 2004 dat dit wel het geval was. Daarom is dit rapport ook zo waardevol. Eigenlijk bent u een soort scheidsrechter.
U komt – kort gezegd – tot de conclusie dat het soms voorkomt dat rechters inderdaad zwaarder toetsen aan gronden die wel in artikel 1 staan, dan aan gronden die daar niet in staan. Niet doordat zij in artikel 1 genoemd staan, maar wel doordat dit nu eenmaal hele belangrijke en voor de hand liggende gronden zijn. Daarnaast waarschuwt u voor opname van gronden die minder voor de hand liggend zijn vanwege de mogelijke inflatoire werking die dat kan hebben op het huidige artikel.
In die zin beschouw ik uw rapport als een ondersteuning van de eerdere visie van het kabinet. We doen niet aan onderstrepen in de Grondwet, maar als we dat wel deden, zou ik deze zin vet willen onderstrepen. Het verbindt ‘discriminatie, nooit en iedereen’ aan elkaar. En daar kunnen we prima mee uit de voeten’.
COMMENTAAR van het COC
‘Deze commissie heeft, conform de opdracht, enkel gekeken naar de juridische noodzaak van een uitbreiding van artikel 1 van de Grondwet. Maar dat is maar de helft van het verhaal. Er is ook nog de ‘maatschappelijke rechtsbescherming’, zoals de commissie ook zelf opmerkt. In een pluriforme samenleving waar grondrechten botsen en waar homoseksualiteit daarbij zo vaak een issue is, is het nodig dat er een duidelijk maatschappelijk signaal gegeven wordt. Het expliciet noemen van homoseksualiteit is zo’n signaal’, merkt Frank van Dalen, voorzitter van COC Nederland, op naar aanleiding van het rapport.
Renaissance
‘Minister Pechtold hield eind januari jl. in zijn Burgemeester Dales Lezing in Nijmegen een pleidooi voor een Renaissance van de Grondwet. De minister kan daar een begin mee maken door homoseksualiteit nu expliciet in het artikel 1 op te nemen. De al genoemde gronden zijn inderdaad zo evident van belang dat, in tegenstelling tot wat de commissie meent, die daar niet ‘inflatoir’ onder zullen leiden. In plaats daarvan zal juist gelden dat gronden die toegevoegd worden aan maatschappelijk belang, en uiteindelijk ook aan juridisch belang, zullen winnen’, stelt Van Dalen.
Maatschappelijk signaal
COC Nederland roept minister Pechtold daarom op om artikel 1 van de Grondwet uit te breiden met homoseksualiteit als verboden discriminatiegrond. Nu wordt godsdienst en levensovertuiging bijvoorbeeld wel expliciet in artikel 1 genoemd, op grond waarvan niet gediscrimineerd mag worden, maar homoseksualiteit niet. Juist omdat geloofsovertuiging vaak botst met homoseksualiteit, is het van belang dat homoseksualiteit op dezelfde manier expliciet wordt opgenomen in dit artikel. Daarmee zou de regering een maatschappelijk signaal afgeven dat discriminatie op homoseksualiteit niet geaccepteerd wordt.