Terug naar overzicht

Homoleraar mag homo zijn

In deze nota, die op 30 juni jl. overhandigd werd aan minister Plasterk, maakt de VGS onderscheid tussen ‘homoseksuele gerichtheid’ en het ‘praktiseren van homoseksualiteit’. Leraren die homo-zijn verdienen steun, zegt het VGS, maar het hebben van een homoseksuele relatie is daarentegen ‘in strijd met de grondslag’ van reformatorische scholen.

Plasterk wijst dit onderscheid af. Volgens de coördinerend minister homo-emancipatiebeleid blijkt uit de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) dat het verboden is iemand te discrimineren op grond van seksuele gerichtheid. Daarbij zou het niets uitmaken of een betrokkene wel of geen relatie heeft.

‘Ik raad de VGS dan ook aan zich nader (ook juridisch) te bezinnen op dit personeels- en leerlingenbeleid en daarover in overleg te treden met de Commissie Gelijke Behandeling (CGB)’, schrijft de minister.

Pieter Moens, voorzitter van de Stuurgroep (homo)seksualiteit van de VGS, zegt dat zijn organisatie ‘ernaar streeft om binnen de wet te blijven’. Maar, voegt hij toe, over welke wet gaat het dan? ‘Plasterk heeft het over de Algemene Wet Gelijke Behandeling. Maar je hebt ook de klassieke vrijheden van onderwijs, godsdienst en meningsuiting. Dat botst wel eens’.

Een definitief oordeel wil Moens ‘graag overlaten aan de Tweede Kamer’.

Reformatorische scholen willen niet discrimineren, benadrukt Moens. ‘We zeggen niet dat we een leraar met een homoseksuele relatie zullen ontslaan. Wel werken we graag met mensen die onze grondslag, gebaseerd op wat de Bijbel zegt, onderschrijven’.