Dit blijkt uit het EMOVO-onderzoek ‘Seksuele gezondheid van jongeren in Noord-Holland Noord’ dat de GGD Hollands Noorden in 2009 uitvoerde en waarvan de resultaten deze maand gepubliceerd worden. EMOVO staat voor Elektronische Monitoring en Voorlichting.
In 2005 werd dit onderzoek voor het eerst door de GGD uitgevoerd, zodat vergelijking met de huidige resultaten mogelijk is.
Het onderzoek werd uitgevoerd onder 10.486 jongeren uit de 2de en 4de klassen van het voortgezet onderwijs in Noord-Holland Noord – een kwart van het totaal aantal jongeren die dit onderwijs volgen in deze regio. Leerlingen vulden op school in de klas of via internet een vragenlijst in.
Aan de jongeren werd gevraagd wat ze ervan vinden als twee meisjes/vrouwen of twee jongens/mannen verliefd op elkaar zijn.
De helft van de jongeren (50 procent) beschouwt dit als normaal, 37 procent vindt dit een beetje raar, 6 procent vindt dit erg raar en 6 procent vindt dit verkeerd. Jongeren die homoseksualiteit (een beetje) raar of verkeerd vinden, worden beschouwd als jongeren met een negatieve houding ten aanzien van homoseksualiteit. In 2005 had 56 procent van de jongeren een negatieve houding ten aanzien van homoseksualiteit versus 50 procent in 2009.
Meisjes hebben een positievere houding ten opzichte van homoseksualiteit dan jongens; van de jongens heeft 61 procent een negatieve houding en van de meisjes 39 procent.
Allochtone jongeren hebben vaker een negatieve houding ten aanzien van homoseksualiteit dan autochtone jongeren, namelijk 58 procent van allochtone jongeren en 49 procent van de autochtone jongeren.
Leerlingen van verschillende schooltypen verschillen niet van elkaar in houding ten aanzien van homoseksualiteit; ook leeftijd heeft geen invloed op de houding ten aanzien van homoseksualiteit.
Andere bevinden waren ondermeer dat één op de vijf jongeren ervaring heeft met geslachtsgemeenschap. Bijna de helft van de jongeren die seksueel actief is, gebruikt niet altijd een condoom en vrijt niet veilig. Meisjes vrijen vaker onveilig dan jongens en meisjes hebben ook vaker dan jongens te maken met seksueel ongewenste ervaringen.
Het rapport wordt gebruikt voor het ontwikkelen van gericht beleid door de GGD om een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de seksuele gezondheid van de jongeren in Noord-Holland Noord.
D66-Kamerlid Pia Dijkstra heeft naar aanleiding van dit GGD-onderzoek Kamervragen gesteld aan Onderwijsminister Van Bijsterveldt.
Dijkstra wil van de minister weten wat haar reactie op dit onderzoek is. Verder wil ze weten waarom de minister nog geen reactie naar de Kamer heeft gestuurd op het voorstel van de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) over de uitwerking van de motie van haar partijgenoot Alexander Pechtold om seksuele diversiteit in de kerndoelen van het onderwijs op te nemen. Dijkstra vraagt de minister per omgaande de Kamer te laten weten hoe ze op grond van de SLO-aanbevelingen de motie-Pechtold gaat uitvoeren.
Zie hier de DOWLOAD van de resultaten van het onderzoek ‘Seksuele gezondheid van jongeren in Noord-Holland Noord’ van GGD Hollands Noord.
Zie voor meer informatie ons dossier Veiligheid en discrminatie.