De recente gevallen van wegpesten van homoparen werd op 8 februari jl. besproken in de Tweede Kamer. De ministers Opstelten (Veiligheid & Justitie) en Leers (Immigratie, Integratie en Asiel) deden toen de toezegging daarover overleg te hebben met de betrokken burgemeesters en de Kamer te informeren.
Het overleg vond op 14 februari jl. plaats. Naast de ministers Opstelten en Leers waren daar ook de burgemeesters van Utrecht, Den Haag, Amsterdam, Delft, Oude IJsselstreek en Haarlem bij aanwezig. Ook vertegenwoordigers van politie en Openbaar Ministerie waren bij het overleg aanwezig.
De betrokkenen hebben met elkaar uitgesproken dat ‘het tegengaan van discriminatoir perstgedrag in de woonomgeving een lokale topprioriteit is en onacceptabel is’. Alle partijen zijn het er over eens dat de ‘aanpak van pestgedrag een lokale aangelegenheid is, die om maatwerk vraagt’. Juist vanwege de lokale verantwoordelijkheid, de verschillen in de lokale situatie en de noodzaak om per situatie de juiste maatregelen te kunnen treffen bestaat er volgens de betrokken partijen geen aanleiding om deze aanpak te uniformeren.
Bij buurtoverlast is het noodzakelijk dat de lokale driehoek (burgemeester, hoofdcommissaris, hoofdofficier) ‘er bovenop zit, het gezag zich laat zien en de voorkomende (potentiële) gevallen vroegtijdig signaleert, actie onderneemt en regie voert’. ‘Hierbij is een goede informatievoorziening binnen de gemeente cruciaal en communicatie tussen betrokken instanties – richting slachtoffers en de buurt – van essentieel belang. Bovendien is het voor de aanpak ‘van belang dat de feitelijke gebeurtenissen goed worden vastgelegd en dat er sprake is van een goede dossieropbouw’. Maar het ‘selectief aanpakken van bepaalde vormen van discriminatie helpt niet om de problematiek het hoofd te bieden’.
Tijdens het overleg wordt vastgesteld dat er geen ‘eenduidig beeld van de daders’ is. In een aantal gemeenten heerst de idee dat bij pesterijen vanwege iemands homoseksuele gerichtheid vaker allochtone jongeren de oorzaak vormen, maar in een aantal gevallen is gebleken dat het om divers samengestelde groepjes rondhangende jongeren of over directe buren gaat. Wel is er zorg omtrent ‘groepjes kinderen onder de 12 jaar die pestgedrag vertonen, vooral omdat de ouders van deze kinderen veelal slecht aanspreekbaar zijn op het gedrag van hun kinderen’.
Vastgesteld werd dat ‘de wettelijk beschikbare instrumenten om pestgedrag in de woonomgeving tegen te gaan’ volstaan, maar dat de bestaande mogelijkheden nog beter benut zullen moeten worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om gedragsaanwijzingen op grond van de Voetbalwet, cameratoezicht, lokagenten, een mobiele politiepost of zelfs het inzetten van de Mobiele Eenheid.
Voor strafrechtelijke vervolging ‘is het van belang dat de politie signalen herkent, discriminatie vroegtijdig signaleert en zich bewust is van de strafrechtelijke mogelijkheden’. De rol van de wijkagent is daarbij van groot belang om ‘snel zicht te krijgen om de dadergroep en de kwestie snel op te schalen naar het Regionaal Discriminatie Overleg en de lokale drienhoek’. Ook Roze in Blauw wordt een ‘waardevolle rol’ toegekend, vanwege de ‘kennis van het milieu waarbinnen het slachtoffer zich beweegt’ en ‘om het vertrouwen van het slachtoffer te winnen’.
Aanvullend op de bestaande aanpak zal door minister Opstelten ook onderzocht worden of de bestaande mogelijkheden om groepsbelediging aan te aanpakken, de anonieme getuige in te zetten, huisuitzettingen te realiseren, te korten op sociale voorzieningen en gegevens uit te wisselen in lijn met de privacywetgeving onderdeel van de aanpak om pestgedrag in de woonomgeving te bestrijden kunnen gaan vormen. Over de uitkomsten daarvan zal minister Opstelten de Tweede Kamer dit najaar nader informeren in een voortgangsbrief over de bestrijding van discriminatie.
Volgens het COC zet het kabinet hiermee stappen in de goede richting, maar is de aanpak pas geslaagd als het geweld tegen LHBT’s daadwerkelijk afneemt. Belangrijke doelstelling daarbij is dat niet het slachtoffer zich gedwongen ziet te moeten verhuizen, maar de dader of daders. Een Kamermeerderheid steunt dat. Het COC kijkt daarom vooral met belangstelling uit naar de mogelijkheid die minister Opstelten ziet om huisuitzettingen van daders te realiseren. Voor het COC is het ook belangrijk dat Roze in Blauw in elk politiekorps gerealiseerd wordt.