Terug naar overzicht

Scholen willen LHBT-acceptatie bevorderen, maar weten vaak niet hoe

Veel scholen vinden het bevorderen van LHBT-acceptatie belangrijk, maar lijken vaak niet te weten hoe ze dat optimaal kunnen doen. Dat blijkt uit een onderzoek van de Onderwijsinspectie dat minister Bussemaker (OCW) deze week naar de Tweede Kamer stuurde. Het COC wil met LHBT-jongeren een standaard ontwikkelen voor het bevorderen van LHBT-acceptatie op school. Ook wil de belangenorganisatie dat  het onderwerp verplichte stof wordt op docentenacademies.

Op aandringen van het COC stelde de regering het bevorderen van LHBT-acceptatie in 2012 verplicht op alle lagere- en middelbare scholen in Nederland. Uit het Inspectieonderzoek blijkt nu dat docenten  het onderwerp weliswaar belangrijk vinden, maar dat de kwaliteit van het onderwijs op dit punt nog veel te wensen overlaat.

Zo wordt het onderwerp volgens de Inspectie op veruit de meeste scholen slechts ‘incidenteel’ behandeld, gebeurt dat ‘weinig doelgericht’ en is het ‘niet verankerd in het curriculum.’ Er is geen uitwerkte visie, er worden geen leerdoelen vastgesteld en er is nauwelijks inzicht in de resultaten.

‘COC is blij met de betrokkenheid van scholen: het onderzoek laat zien dat ze het onderwerp belangrijk vinden,’  zegt COC-voorzitter Tanja Ineke. ‘Het lijkt er echter wel op dat scholen met de beste bedoelingen soms maar wat aanrommelen als het gaat om het bevorderen van LHBT-acceptatie . Daar moeten we samen verandering in brengen.’

Om scholen te helpen hun resultaten te verbeteren, werkt het COC samen met LHBT-jongeren  en de Onderwijsalliantie voor seksuele diversiteit* aan een minimumstandaard waaraan het op goede wijze bevorderen van LHBT-acceptatie op school moet voldoen. Ook bepleit de belangenorganisatie dat het bevorderen van LHBT-acceptatie op school verplichte stof wordt op docentenacademies. Het COC vind het positief dat ook minister Bussemaker in een brief aan de Kamer enkele voorstellen doet om de situatie op scholen te verbeteren.

‘O, ging het daar over’

Volgens tachtig tot negentig procent van de schooldirecteuren besteedt hun school enige aandacht aan het bevorderen van LHBT-acceptatie. Uit een onderzoek van EenVandaag bleek eerder dit jaar dat slechts een kwart van de middelbare scholieren zegt dat hun school aandacht aan dit onderwerp besteedt. De verklaring voor de kloof tussen deze cijfers lijkt te liggen in de slechte kwaliteit van de voorlichting. Volgens de Inspectie herinneren leerlingen zich vaak pas bij doorvragen  dat er op school over het onderwerp is gesproken: ‘o, ging het daarover’ is een kenmerkende reactie.

Slechter op het mbo

Uit het Inspectierapport blijkt dat de situatie in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) slechter is dan gemiddeld. Bijna de helft (43%) van de mbo directeuren rapporteert dat hun school geen aandacht besteedt aan LHBT-acceptatie, ze bevorderen niet dat het thema aandacht krijgt en hebben er over het algemeen geen visie op.

Het COC wil dat het bevorderen van LHBT-acceptatie ook op het mbo verplicht wordt. Want hoewel de situatie voor LHBT’s op het mbo in verhouding tot andere schooltypen slechter is, is het onderwerp daar nog altijd geen verplichte stof.

* Het COC maakt deel uit van de Onderwijsalliantie voor seksuele diversiteit. Die verzamelt met ingang van dit schooljaar goede voorbeelden bij schoolbesturen, schoolleiders, docenten en leerlingen in zowel primair als voortgezet onderwijs. Hoe geeft hun school invulling aan de kerndoelen rondom seksuele diversiteit? En hoe wordt ervoor gezorgd dat ook leerlingen die lesbisch, homoseksueel, biseksueel, transgender of interseksueel zijn zich veilig voelen? De Onderwijsalliantie inventariseert hierbij wat de belemmerende en bevorderende factoren zijn, vooral met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijsaanbod. In april 2017 presenteert zij de bevindingen en adviezen. Naast COC Nederland  zitten in de Onderwijsalliantie ook: Stichting School & Veiligheid, EduDivers, de AOb en CNV Onderwijs. De Onderwijsalliantie voert haar programma uit in nauw overleg met de PO-Raad en de VO-raad.”