COC Nederland vraagt opnieuw om een uitgebreid onderzoek naar de bestraffing van homoseksuelen in Nederland in de twintigste eeuw. Het COC doet dat verzoek in een brief aan de Tweede Kamer en minister Kajsa Ollongren.
“Het is tijd om schoon schip te maken”, zegt COC-voorzitter Astrid Oosenbrug over de oproep.
Minister Ollongren (BZK) informeerde de Kamer eerder dit jaar over onderzoek dat ze zal laten doen naar zogenaamde ‘homolijsten’: lijsten van sollicitanten die halverwege de vorige eeuw werden afgewezen voor een baan als ambtenaar omdat ze homoseksueel zouden zijn.
In oktober stelde het COC voor om dit onderzoek te verbreden naar andere vormen van bestraffing van homo’s door de Nederlandse overheid in de vorige eeuw. Het gaat dan bijvoorbeeld om het voor homoseksuelen discriminerende oude strafwetartikel 248bis en het lastigvallen van homoseksuelen door de zedenpolitie. Op voorstel van GroenLinks-Kamerlid Nevin Özütok legde de Kamer het verzoek van het COC voor aan minister Ollongren.
Minister Ollongren antwoordde op 17 december dat het COC met dit verzoek ‘op de zaak vooruit’ zou lopen en dat eerst de uitkomst van haar onderzoek zou moeten worden afgewacht. Het COC antwoordt aan de Kamer dat er sprake moet zijn van een misverstand bij de minister. Als de resultaten van het onderzoek worden afgewacht is het immers ‘eenvoudigweg te laat’ om de onderzoeksopzet nog aan te passen, aldus COC-voorzitter Oosenbrug.
Persoonlijke drama’s
Het discriminerende artikel 248bis van het Wetboek van Strafrecht bepaalde tot 1971 dat homoseksuele contacten met personen tussen de 16 en de 21 jaar strafbaar waren, terwijl heteroseksuele contacten met personen van die leeftijd niet strafbaar waren (en zijn). Op grond van het wetsartikel zijn zo’n 2500 mensen veroordeeld tot gevangenisstraffen van drie tot zes maanden. De strafbaarheid leidde decennia lang tot persoonlijke drama’s in de levens van homoseksuelen.
De (zeden)politie viel in een groot deel van de vorige eeuw personen lastig die (mogelijk) homoseksueel waren, terwijl deze mensen niets hadden misdaan. Men legde zonder rechtsgrond kaartsystemen en fotoalbums aan van vermoedelijke homoseksuelen. Werkgevers, ouders en verhuurders werden over iemands (vermoedelijke) homoseksualiteit geïnformeerd, met ingrijpende consequenties voor het persoonlijk leven.
De homolijsten, de handelswijze van de overheid als werkgever, de handelswijze van de zedenpolitie en artikel 248bis kunnen volgens het COC niet goed los van elkaar worden gezien.
Ook in landen als het Verenigd Koninkrijk en Ierland wordt onderzoek gedaan naar de bestraffing van homoseksuelen door de overheid in de vorige eeuw.
[Bron: COC NL – Foto minister Ollogren: Rijksoverheid.nl]
Het COC steunt LHBTI’s – Steun jij het COC?